Slinger- en valproeven

Het Bouwbesluit schrijft voor dat een dak of een vloerafscheiding, gedurende de in NEN-EN 1990 bedoelde levensduur, niet bezwijkt bij de buitengewone belastingscombinaties als bedoeld in NEN-EN 1990. Daarbij wordt uitgegaan van stootbelastingen als bedoeld in de Nationale Bijlage van NEN-EN 1991. De slingerproef en valproef zijn experimentele beproevingsmethoden om vast te stellen of een constructie gedurende de referentieperiode weerstand kan bieden tegen de voorgeschreven stootbelastingen.
 

Wat doen wij? 

Peutz Geveltechniek voert voor onder andere projectontwikkelaars, gebouweigenaren, beheerders, aannemers en leveranciers glaskogelzakslingerproeven (voorheen bekend als zandzakslingerproeven) en glaskogelzakvalproeven uit.


Slingerproef
De slingerproef bestaat uit het uitoefenen van een stootbelasting door een zacht stootlichaam op een afscheiding ter plaatse van een hoogteverschil. De stootbelasting, met een energie van 0,5 kNm, wordt geacht karakteristiek te zijn voor een tegen de afscheiding vallend persoon. Bij de proef wordt gebruik gemaakt van een zak van canvas of leder, gevuld met glaskogels met een diameter van 3 mm, met een totale massa van 50 kg. De minimale slingerlengte bedraagt 1,75 m.   

Voor het opwekken van een energie van 0,5 kNm is een valhoogte nodig van 1,0 m. In bepaalde situaties mag in een woning een gereduceerde slingerproef uitgevoerd worden. Hierbij bedraagt de massa van de zak 30 kg òf wordt de valhoogte gereduceerd tot 0,6 m.

De proef bestaat uit een slingerbeweging van de canvaszak tegen de verticaal opgestelde constructie. De stoot wordt toegebracht op dat gedeelte van de constructie waar naar verwachting de minste weerstand wordt geboden. De stootbelasting mag echter niet hoger aangrijpen dan de voorgeschreven hoogte van een afscheiding zoals vastgelegd in het Bouwbesluit. De samenstelling van de constructie mag door de impact van de stootbelasting niet zo zijn gewijzigd dat, indien de impact zou zijn veroorzaakt door een vallend persoon, deze door de afscheiding heen zou vallen. De bouwconstructie is in staat de stootbelasting te weerstaan indien tijdens het uitvoeren van de proef het stootlichaam niet door de afscheidingsconstructie heengaat en na het uitvoeren van de proef de onderlinge samenhang van de afscheidingsconstructie behouden is gebleven. Lokaal bezwijken van de constructie is toegestaan, mits dat niet leidt tot de doorval van personen of verwondingen anders dan schaafwonden of blauwe plekken. Na het optreden van de stootbelasting hoeft de constructie, in de staat waarin deze zich dan bevindt totdat herstel heeft plaatsgevonden, niet nogmaals enige voorgeschreven stootbelasting te weerstaan gedurende de referentieperiode.

 

Valproef
Op vloeren en daken waarop personen aanwezig kunnen zijn voor normaal gebruik en onderhoud moet een verticale zachte stootbelasting van 0,35 kNm op een oppervlakte van 0,2 m x 0,2 m in rekening worden gebracht. De respons van de vloer- of dakconstructie kan experimenteel worden bepaald door een met glaskogels gevulde zak met een massa van 50 kg vanaf een hoogte van 0,7 m op de constructie te laten vallen. De dak- of vloerconstructie is in staat om de stootbelasting te weerstaan als het stootlichaam niet door de constructie heen valt. Het is niet de bedoeling dat lokaal bezwijken geheel wordt voorkomen maar wel dat het niet leidt tot de val van personen en verwondingen anders dan schaafwonden en blauwe plekken. Ook bij de valproef stootbelasting hoeft de constructie, in de staat waarin deze zich dan bevindt totdat herstel heeft plaatsgevonden, niet nogmaals enige voorgeschreven stootbelasting te weerstaan gedurende de referentieperiode.